Zwangerschapsvergiftiging wordt veroorzaakt door een verminderde werking van de moederkoek of placenta. Het wordt gekenmerkt door eiwitten in de urine en een hoge bloeddruk. Als u zich niet laat behandelen, kan dit voor uw ongeboren kind gevaarlijk zijn.
Het ontstaat vanaf 20 weken zwangerschap, maar heel soms kunt u het nog 10 dagen na de bevalling krijgen. Sommige vrouwen hebben meer kans op zwangerschapsvergiftiging, bijvoorbeeld wanneer u:
Het is mogelijk dat zwangerschapsvergiftiging overgaat in het HELLP-syndroom. Hierbij werken de organen niet of minder goed. De gynaecoloog onderzoekt via uw bloed of u het HELLP-syndroom heeft.
Bij zwangerschapsvergiftiging heeft u last van klachten, zoals:
Als u door zwangerschapsvergiftiging het HELPP-syndroom heeft opgelopen, krijgt u last van:
Het is niet altijd mogelijk om zwangerschapsvergiftiging te voorkomen. Daarom is het belangrijk dat u zich regelmatig laat controleren en gezond leeft.
Aan de hand van de ernst van de ziekte wordt een behandeling bepaald. In de meeste gevallen is rust en medische zorg van belang om de bloeddruk binnen veilige grenzen te houden. Bij ernstigere vormen is een ziekenhuisopname nodig om een zuurstoftekort, hersenbloedingen en stollingsstoornissen te voorkomen. Na de bevalling herstelt iedereen vaak volledig en zullen de lichaamsfuncties en bloeddruk weer normaliseren.
Om de kans op zwangerschapsvergiftiging te verkleinen, kunt u:
Zodra u zwangerschapsvergiftiging heeft, moet u:
Neem contact op met uw gynaecoloog of verloskundige als: