Epilepsie is een hersenaandoening. Bij een epileptische aanval geven hersencellen heel snel tegelijkertijd allemaal seintjes af, waardoor je hersenen niet meer normaal kunnen werken. De aanvallen kunnen in twee soorten worden onderscheden.
1). Aanval met focaal begin (in 1 deel van de hersenen):
Deze aanval komt het meeste voor. Wat er gebeurt tijdens de aanval, hangt af van de plek in de hersenen waar het begint. De aanval zorgt voor een reactie in je bewegingen (motorische kenmerken), dit kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat je je spieren niet meer kunt aanspannen. Ook kun je last hebben van een tintelend gevoel of ruik je rare dingen (niet-motorische kenmerken).
Er bestaan twee verschillende soorten focale aanvallen:
2). Aanval met gegeneraliseerd begin (in beide hersenhelften):
Bij deze aanval raak je helemaal buiten bewustzijn. Meestal beweeg je dan duidelijk met je armen, benen, hoofd en romp. Er is een bepaalde volgorde van deze aanval:
Zodra je lichaam weer gaat herstellen, word je langzaam weer bewuster. Vaak ben je dan moe en heb je hoofdpijn en spierpijn. Het kan eventjes duren voor je je weer jezelf voelt.
Ook zijn er aanvallen waarbij je lichaam niet beweegt en waarbij het lijkt dat je even voor je uit staart. Dat is een absence. Die komen vooral voor als aanval bij kinderen.
U kunt last hebben van de volgende klachten:
Er zijn een paar dingen die u kunt doen om de kans op een aanval kleiner te maken. Daarnaast zijn er verschillende dingen die u kunt doen om ervoor te zorgen dat u zo min mogelijk gevaar loopt:
Wat u als omstander zou kunnen doen:
U kunt op meerdere manieren behandeld worden voor epilepsie: